(Parijs 1612/1613 – aldaar 11 okt. 1670), Frans architect, zoon van een Parijse meester-metselaar, werd in 1656 na een verblijf in Italië benoemd tot ‘Premier Architecte du Roy’ (1654). Hij bouwde het Hôtel Lambert (1650) en het Hôtel Lauzun (1650–1656). In opdracht van
Fouquet, de rijke bankier en superintendant van financiën, ontwierp hij het paleis Vaux-le-Vicomte (1656-1661), waar hij samenwerkte met
Le Brun en
Le Nôtre; gezamenlijk brachten ze een perfecte syntese tussen architectuur, beeldende kunst en tuinkunst tot stand. Kenmerkend voor het paleis is de symmetrie; een vleugel bevat de ‘appartements’ van Fouquet, de andere vleugel die van de koning; de slaapkamer van de koning is het meest luxueuze interieur, gedecoreerd door Le Brun en bevat rijk stucwerk, verguldsel en schilderingen. Vanaf 1655 was hij werkzaam aan het
Louvre en vanaf 1664 aan de Tuilerieën.
In 1661 ontwierp hij het Collège des Quatre-Nations. De gebogen colonnade laat de invloed van de villa's van Palladio zien, al is nu sprake van een meer barokke compositie met een sterke nadruk op het midden. Ook in 1661 maakte hij ontwerpen voor de buitengevels van het
Louvre. In opdracht van Lodewijk XIV was hij vanaf 1669 betrokken bij de uitbreiding van het paleis te
Versailles, ook nu weer samen met Le Brun en Le Nôtre. Hij ontwierp een nieuwe strak vormgegeven tuinfaçade waarvan het middendeel open was maar later door
Hardouin-Mansart was dichtgezet ten behoeve van de spiegelgalerij. Ook het Hôpital de la Salpêtrière in Parijs (1656) werd door hem gebouwd. Zijn invloed op de toenmalige architectuur was groot. Hij is, naast Jules Mansart, de schepper van de gematigde Franse barokstijl met classicistische inslag.